Jef Van Staeyen

Auteur: Jef Van Staeyen (Pagina 51 van 131)

vijfenzeventig jaar (1945-2020)

We beleven straks de vijfenzeventigste verjaardag van het einde van de Tweede wereldoorlog. Straks. Misschien. Maar het kan ook zijn dat deze herdenking in de verdrukking komt door alle aandacht voor onze eigenste hedendaagse miserie.
Naar aanleiding van die verjaardag publiceerde Ons Erfdeel het boek “Nulpunt 1945. De lage landen een mensenleven later”.

Op hun website schreef ik, ergens tussen 7 en 8 april, het volgende.

 

Vijfenzeventig jaar:
De generatie die de oorlog heeft meegemaakt is de generatie die harder heeft gewerkt dan wij, die soberder heeft geleefd dan wij, die de welvaartstaat heeft gecreëerd en de studies van haar kinderen heeft betaald, en die vandaag ongemeen hard door de corona-crisis getroffen wordt.

de vergeten voetganger (5) — ruimte voor auto’s op de Plantin en Moretuslei

 

Plantin en Moretuslei in Antwerpen na heraanleg Noordzijde in Borgerhout

Klik op de foto of klik hier voor directe toegang tot het pdf-bestand met foto’s, schema’s en analyses.

De Plantin en Moretuslei heeft een prachtige naam, die klinkt als een klok. Het mooiste adres — maar Antwerpens mooiste straat is ze niet. Het is een verkeersgoot voor auto’s, samen met de Generaal Lemanstraat de onaantrekkelijkste straat van de stad.
De Plantin en Moretuslei wordt heraangelegd. Het wegdek is versleten, en de fietspaden voldoen helemaal niet meer. Smal, en onveilig. Beantwoordt de nieuwe Plantin en Moretuslei aan de verwachtingen die we mogen koesteren voor een belangrijke straat in de stad, anno 2020? Of wordt het een verbeterde uitgave van wat we al hadden? Hoe groot is de verandering?

Wat volgt is een pre-corona-analyse. Ik bedoel: conform de wereld zoals hij toen draaide. Al gaan mijn besluiten misschien in post-corona richting — hoe ziet mobiliteit er morgen uit? Ik startte ze eind februari, nam op 11 maart een eerste reeks foto’s, en raadpleegde de beschikbare documentatie. Er staan gedetailleerde plannen en brochures op het net. Aan informatie ontbreekt het niet, en dat is een goede zaak.
Enkel een deel van de noordkant heb ik gefotografeerd; voor de rest stond de zon te laag, of waren de werken onvoldoende gevorderd. Mijn bedoeling was dra terug te keren, maar dat is wat moeilijker nu. Toch denk ik dat ik met het materiaal dat ik heb een eerste analyse kan maken. Je leest ze hier: ruimte voor auto’s op de Plantin en Moretuslei.  Wat meteen ook het besluit ervan is.

Mijn belangrijkste vaststellingen zijn:

  • Er was dringend nood de Plantin en Moretuslei opnieuw aan te leggen. Ze was versleten. Wat, samen met een aantal zeer moeilijke en onoverzichtelijke kruispunten, vooral voor de zwakste weggebruikers bijzonder oncomfortabel en gevaarlijk was.
  • De heraanleg is soms een verbetering, maar lang niet overal: smallere voetpaden, langere omwegen, gevaarlijke bypasses. Ze gaat vooral niet ver genoeg in wat ze beoogt: meer ruimte voor fietsers en voetgangers.
  • Uit de heraanleg van de Plantin en Moretuslei blijkt dat fietsfaciliteiten verbeterd worden om het autoverkeer weer vlot te trekken. Dat is ook — neem me niet kwalijk, vrienden — de belangrijkste motivatie van het Antwerpse mobiliteitsbeleid. De Ring zit vast, dus moet een deel van het verkeer er af — de modal shift —, zodat wat blijft weer kan rijden, en reistijden betrouwbaar zijn.
  • Het afschaffen van enkele autobus-haventjes is zowat de belangrijkste beperking voor het autoverkeer. De bus blijft op de rijbaan wanneer ze halteert. Achterliggend autoverkeer moet wachten (of, wat gevaarlijker is, snel nog van file veranderen). De aanpassing van de kruispunten tussen auto- en fietsverkeer heeft ook voor de automobilist het voordeel van een betere zichtbaarheid, wat gezien de steeds talrijkere en snellere fietsen ook voor automobilisten geen luxe is. [In de veronderstelling althans dat er geen spookfietsen zijn.]
  • Om de rijweg vrij en de fietsers op afstand te houden, worden fietspaden op het trottoir gelegd, soms met ruime en snelle bochten erbij, zodat er voor voetgangers vaak niet meer dan een gevaarlijk Indianenpad overblijft. Dat voetpad is smal, het kronkelt en het wordt onderbroken in functie van de noden en de tracés van de andere weggebruikers. Ten behoeve van de fietsers worden weliswaar enkele bypasses voor auto’s afgeschaft (niet allemaal!), en dat is terecht, maar er worden ook bypasses voor gehaaste fietsers gecreëerd. Wat ten nadele van de voetgangers, hun comfort en hun veiligheid gaat. In een stedelijke omgeving als de Plantin en Moretuslei rijden fietsen vaak sneller dan auto’s.
  • Ook aan de natuur wordt gedacht, en dat kan in die straat heus geen kwaad. De groene middenberm blijft bestaan, of wordt wat verschoven, en wordt zelfs wat groener. Waar er door het onregelmatige straatprofiel aan de voetgangerskant extra ruimte is, komen er bomen en plantsoentjes. Maar er wordt voor gezorgd dat je er als voetganger niet kan stappen, en evenmin te lang blijft zitten: de bestrating met brede grasvoegen dreigt een voetenbreker te worden, en de zitbanken zonder comfort zijn vooral als obstakels bedoeld. Voetgangers moeten tegen de gevels lopen.

De analyse bevat ook een (onvoldragen) voorstel voor een andere verdeling van de ruimte. Wie straten niet alleen als verkeersgoten maar ook als leefruimten ziet, gebruikt andere verhoudingen, die mede vanuit perceptie (zeg maar: esthetisch) worden bepaald. Dan krijgt een rijweg ongeveer een derde, of eventueel twee vierde van de breedte. Ik vroeg me af, wat het zou geven, als we de huidige aanleg, mits enkele kleine aanpassingen, anders zouden gebruiken. Met één rijweg voor het autoverkeer, en één voor de fietsers, en voor de rest echt brede trottoirs. Het is uiteraard slechts een plaatje, en geen ontwerp.

 

post scriptum: Uiteindelijk heb ik, helemaal op het einde van het document, toch enkele recentere foto’s (juni-augustus 2020) toegevoegd.

 

zijn er twee Plantin en Moretusleien in Antwerpen?

… de Plantin en Moretuslei die ik ken, en een Plantin en Moretuslei waarover Wegen en verkeer op zijn website het volgende schrijft, over voetgangers die over brede, aangename voetpaden wandelen:

examens zijn geen doel, maar een middel — de Franse ervaring van 1968

Ik heb geen schoolgaande kinderen, en ben dus geen goede getuige. Toch sta ik versteld van de schoolproblematiek waarover in deze corona-tijden wordt gepalaberd: leerprogramma’s! examens! en hoe organiseer je die?
Okee, er zijn échte problemen: kinderen die geen computer met internet hebben, of een zwakke thuisondersteuning, jongeren die praktijklessen moeten volgen of stage moeten lopen, jongeren die afstuderen, hun einddiploma halen, en zij die, in dit land of elders, ver van huis in een klein kot overleven. Dat zijn echte problemen. (En ook de combinatie van job, kinderopvang en onderwijs kan voor ouders best slopend zijn.)
Maar al die andere problemen? Al die jongeren die zogezegd achterstand oplopen, ten overstaan van een in decreten bepaald leerprogramma, en wier examens in de verdrukking komen?
Het hoger onderwijs niét meegerekend, gaat een kind in Vlaanderen 14 tot 15 jaar lang naar school. Meer dan 500 weken, kan dat? Mij maak je niet wijs dat enkele corona-weken de voorbereiding van die jongeren op het volwassen leven en op het hoger onderwijs in gevaar kunnen brengen. Pas die leerprogramma’s aan, schuif een deel door naar het volgende jaar, en schaf de examens af, allemaal, of slechts enkele. Hou desnoods een loting, eind juni, voor welke 2 of 3 vakken er wel een examen is. Kinderen gaan naar school voor onderwijs en opvoeding, en socialisering, burgerschap, persoonsontwikkeling… Niet voor examens, die zijn een middel, geen doel. De jeugd van Vlaanderen is de toekomst van het land. Van hen wordt onder meer verwacht dat ze creatief en inventief kunnen zijn, en hoofdzaken van bijzaken onderscheiden. Je zou die jeugd niet mogen toevertrouwen aan mensen en instellingen die vastgeroest in procedures en programma’s denken.
[Terloops: zelfs de paus en zijn Kerk hebben hun heilige procedures aangepast, die voor het eeuwige zielenheil zo belangrijk zijn.]

Het Franse voorbeeld van 1968 kan misschien helpen.
In Frankrijk wordt het secundair onderwijs sinds oudsher afgesloten met een centraal examen: le baccalauréat (of le bac). Dat examen bestaat al lang, en werd in jaren ’60, met de democratisering van het hoger onderwijs, zowel meer gestructureerd als veralgemeend. “Le bac” heb je nodig om naar de universiteit of een grande école te gaan, is een van de belangrijkste rites de passage voor de jeugd (en bron van stress voor hun ouders), en zelfs het moment waarop de Franse minister de l’Éducation nationale (!) trots de globale slaagcijfers geeft, en ze zelfs als bewijs van zijn goed beleid beschouwt.
In mei 1968 stond Frankrijk op zijn kop, en was het onmogelijk normale baccalaureaatsexamens te organiseren. De proeven werden sterk vereenvoudigd (mondeling, op één dag, en met onmiddellijke punten), en een hoger aantal kandidaten haalden hun bac: zo’n 30% meer dan in voorgaande en nakomende jaren. “Le bac leur a été donné” werd wel eens gezegd, en de waarde van hun diploma miskend.
Vijfendertig jaar na de feiten hebben Eric Maurin en Sandra McNally (lees hier hun studie) onderzocht hoe die generatie baccalaureaten, “les miraculés de 1968”, het ervan hebben afgebracht.

Noemen we generatie 1968 zij waarvan de grootste groep in 1968 met een makkelijker baccalaureaatsexamen werden geconfronteerd.
Wat blijkt?

  • Van generatie 1968 is een groter aandeel naar de universiteit gegaan, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Van generatie 1968 heeft een groter aandeel een universitair diploma behaald, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Van generatie 1968 heeft een hoger aandeel leidinggevende functie bekomen, dan van voorgaande en nakomende generaties.
  • Generatie 1968 heeft gemiddeld hogere lonen bekomen dan voorgaande en nakomende generaties.
  • De grootste verschillen zijn opgetekend voor jongeren uit de middenklasse die in hun lager of middelbaar onderwijs al een keer gedubbeld hadden (in het Franse onderwijssysteem wordt heel veel gedubbeld), en die zonder het makkelijkere baccalaureaatsexamen wellicht hadden afgehaakt.
  • En, last, not least, sociale reproductie: de kinderen van generatie 1968 hebben betere schoolresultaten dan de kinderen van voorgaande en nakomende generaties.

De vereenvoudiging van de examens heeft die jongeren niet geschaad, in tegendeel.

[Tenslotte: dit gaat over de lycéens (hoger-middelbare scholieren) van 1968, en niet over hun eventuele deelname aan het protest van mei ’68. De studentenleiders van mei ’68 die nadien hoge maatschappelijke posities zijn gaan bekleden hebben de algemene versoepeling van de examens echt niet nodig gehad.]

 

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑