Soms ben ik blij om eenvoudige dingen.

Tussen de Lange Leemstraat en de Isabellalei ligt een pleintje. Het verdraagzaamheidsplein. Groot is het niet. Elk kan kiezen over welke verdraagzaamheid het gaat.
Gaat het over de verdraagzaamheid tussen joden, moslims, Polen, Oekraïners… die daar zicht- en hoorbaar aanwezig zijn, en ook de… ja hoe noem je wie noch jood, noch moslim, noch buitenlander is? Belgen is onjuist. Cis-Belgen? Ook niet goed. [Misschien is het probleem van de nadruk die vaak op diversieit wordt gelegd, dat er geen naam bestaat voor wie in geen van die hokjes past, en toch iets wil zijn. Ik denk aan het meisje in Frankrijk dat huilend thuis kwam van school. Ze had geleerd dat al haar klasvriendjes Frans waren en nog iets, en zij was alleen Frans.]
Of gaat het over de verdraagzaamheid tussen voetgangers, fietsers en automobilisten?
Of jegens de dronkelieden die al ‘s morgens naast de glascontainers zitten? [De korte keten, zowaar.]
Op het pleintje ligt een soort walk of fame — Walk of Leem — van overleden buurtbewoners: Wannes Van de Velde, Suzanne Lilar, Paul van Ostaijen, Jeanne Brabants, Vic Gentils, Denise Tolkowsky… Vandaag zag ik hoe de stenen zijn opgepoetst, hoe er enkele nieuwe zijn geplaatst, en hoe die van Van Ostaijen (voorheen Van Ostayen) werd gecorrigeerd. Mooi is dat.

In de Stanleystraat, naast de spoorwegbrug over de Guldenvliesstraat, staat wat wellicht een transformatorhuisje is. Op het ding zijn vensters afgebeeld, waardoor men welige planten en kleurrijke bloemen ziet. Het lijkt op een serre. Vorige week merkte ik dat het gebouwtje beklad en beschadigd was. Vandalen hadden er zonder esthetische ambities hun ding over geschilderd. Gisteren keek ik weer: een van de panelen is nog steeds beschadigd — het is deels afgerukt — maar de initiële afbeelding met de vensters en de planten is vrijgemaakt. Mooi is dat.

Hier achter de hoek, in de Gounodstraat, ligt een voortuin vol veldbloemen. Mooi is dat.

Soms bien ik blij om eenvoudige dingen.