Jef Van Staeyen

Categorie: 2020 (Pagina 18 van 22)

bravo voor die vrouwen ❧

Dit is geen internationale vrouwendag, toch breng ik dit samen: bravo voor die vrouwen.

  • Bravo voor de vrouwen die met hun aanklachten en getuigenissen het seksueel roofdier H.W. aan het wankelen en tenslotte ten val hebben gebracht. Het moet hen ontzettend veel moed en kracht hebben gekost, en steeds opnieuw heel veel pijn hebben gedaan, maar het is indrukwekkend wat ze teweeg hebben gebracht. Dat er in de rafelranden van de spin-off van hun actie soms wat mislopen is, mag hen niet worden aangerekend.
    [In 2016 las ik het boek Missoula, dat de bekende auteur Jon Krakauder (Into the Wilde) in 2015 had gepubliceerd omtrent verkrachtingen en verkrachtingszaken in het universiteitsstadje Missoula (Montana). De Nederlandse vertaling ervan (Marion Drolsbach en Janet Limonard, voor Prometheus, 2016) was me om wat toevallige, geografische redenen opgevallen (mijn reis naar Montana), en ik schreef erover in mijn reisverslag Reizen zonder Geert, maar met boeken. Hier vind je een uittreksel uit die tekst. Tussen 2011 en 2014 hebben vrouwen als Cecilia Washburn (slachtoffer, een pseudoniem) en Gwen Florio (journaliste bij de plaatselijke krant Missoulian) in Missoula gedaan, maar niet altijd bereikt, wat anderen tussen 2017 en vandaag, of verder nog, op wereldniveau hebben herhaald. Het boek geeft je een beter inzicht in wat er, in de tweede macht of meer, in Manhattan op het spel heeft gestaan.]
  • België heeft een regering, en ze bestaat uit twee vrouwen: Sophie Wilmès en Maggie De Block, de eerste als premier, de tweede als minister van alles wat telt: volksgezondheid. [Het was Pierre Kroll, in Le Soir, die het opmerkte, enkele dagen geleden.] Zoals Gerald Ford destijds president van de United States is geworden, door het schuiven van stoelen, is Sophie Wilmès beetje bij beetje Eerste minister van  België geworden — democratisch optimaal is dat niet —, in bijna twee eeuwen de eerste vrouw met dat mandaat. Wellicht heeft ze nooit gedacht dat ze het land door de ernstigste crisis zou moeten loodsen die het sinds de vroege jaren 60 heeft gekend.
    Maggie De Block is arts en, sinds oktober 2014, minister van sociale zaken en volksgezondheid. Na het vertrek van N-VA uit de federale regering, op 9 december 2018, nam ze ook de portefeuille van asiel en migratie erbij (die ze al van 2011 tot 2014 heeft gehad), waar ze veel recht moet zetten wat in de jaren voordien scheef getrokken werd.
    Het zijn die twee vrouwen die vandaag de krachten bundelen van het land en de beslissingen doordrukken die nodig zijn om de menselijke en materiële schade van het Corona-virus te beperken, een schade, en een leed, die aanzienlijk kunnen zijn. De lopende zaken lopen heel hard vandaag.
    [Aanvulling: Enkele dagen na het schrijven van deze tekst ontstond er wel veel kritiek op het gebrek aan mondmaskers, en op het kwakkelijke verloop van de bestellingen, een probleem waarmee naast België ook vele buurlanden worden geconfronteerd.]
  • Onderwijl mag Ursula von der Leyen (uit politiek oogpunt niet onmiddellijk mijn tas thee, en ook met veel politiek getouwtrek op die plaats terechtgekomen) proberen de Europese instellingen en de 27 lidstaten op één lijn te krijgen voor de Brexit (de huidige discussies zijn belangrijker dan wat voordien onderhandeld werd), een nieuwe begroting (die ambitieus én zuinig moet zijn), een groene transitie, een conflict met Turkije en onvrede met de Verenigde Staten, oorlogsvluchtelingen in Griekenland en aan de Griekse grens, een wantrouwende bevolking, een slabakkende economie en nu… de Corona-crisis. [Maar misschien worden sommige oplossingen makkelijker wanneer men de problemen samen ziet.]
  • En, nu ik toch bezig ben: lees eens Generatie Watjes van Mia Doornaert in De Standaard van 5 maart 2020: Jongeren die nu aan de weg timmeren [een jammerlijke veralgemening, vind ik wel], in het domein van de cultuur, de universiteit, de media of, meer algemeen, van wat gedacht wordt, geschreven en gezegd, willen niet, zoals in mei ′68, ‘verbieden te verbieden’, maar zoveel mogelijk mensen de mond snoeren.
    Het is een pertinente, dappere en welkome reactie op recente censuur-acties, van Ottawa over Parijs tot Brussel — ook Rijsel had ze kunnen vermelden — al is het een uitschuiver wanneer ze in het slot van haar tekst ook een fanatiek simplisme in de klimaatmobilisatie aanklaagt, zoals belichaamd door Greta Thunberg. (Tiens, nog een zij !)

waarom zouden we nog olijven in de olyfolie doen?

Onder de titel “Wie is er bang voor vleesvervangers?” schreef Fieke Van der Gucht, die blijkbaar bang is van vlees, een opiniebijdrage voor de lage landen. Fieke Van der Gucht, taalkundige en taalminnaar, schrijft regelmatig boeiende en soms verrassende bijdragen voor die website, maar ditmaal ging het om veel meer dan taal.
Onder de titel “waarom zouden we nog olijven in de olyfolie doen” schreef ik een reactie, die ik hier herneem. Je kan niet van anderen verwachten dat ze kwaliteitsvoorwaarden respecteren — de conformiteit van een product aan de naam die het draagt — als je dat zelf niet doet. En: geldt “griezel” alleen voor vleesliefhebbers ten overstaan van on-vlees, of ook voor carnifoben ten opzichte van vlees?

 

beste Fieke,

Er is steeds meer vraag naar bio-producten, en dat is een goede zaak. Sommige industriëlen en landbouwers zit dat dwars. Daarom lobbyen hun belangenorganisaties op Europees en nationaal niveau om de bio-eisen naar beneden te halen, zodat ze makkelijker van de toegenomen bio-vraag kunnen profiteren, en als bio kunnen verkopen wat geen bio is.
Enkele weken geleden hebben de Normandische kaasboeren een belangrijke maar nog niet definitieve overwinning behaald op de zuivelindustrie. De AOC-Camembert blijft echt AOC, en wordt (nog) niet door de industrie ingepalmd — die de echte kaasboeren heel snel uit de markt zou hebben geduwd. Maar dit pleit is nog niet definitief beslecht.
Enkele jaren geleden hebben de Franse bakkers jammer genoeg hun strijd verloren: je moet geen bakker meer zijn om “boulangerie” op je winkel te zetten.

Ik vind het belangrijk dat onze Europese of andere volksvertegenwoordigers, onze consumenten- en andere verenigingen er voor ijveren dat bio bio blijft, een echt Normandische camembert echt Normandisch blijft, en zelfs dat alleen een bakker bakker heet.
Daarom vind ik het zeer betreurenswaardig dat anderen, met de beste bedoelingen, net het tegenover gestelde doen: zij ijveren voor kip zonder kip, tonyn zonder tonijn, of schnitzel die geen schnitzel meer is. Zij steken mij/ons stokken tussen de wielen. Daarom krijgen die Europese landbouwcommissie en die Duitse minister mijn volle steun. Laat vegetarisch voedsel vegetarisch zijn en vegetarische namen dragen. Kip zonder kip, waarom geen olyfolie zonder olijven?

Bij die vegetarische slager bestaat toch geen verwarring, zegt u. Inderdaad, maar die vegetarische kip zonder kip, tonyn zonder tonijn of schnitzel zonder vlees staat diezelfde avond in het restaurant op het menu. Op de kaart staat in kleine lettertjes dat ze vegetarisch zijn, maar in het witte krijt op het zwarte bord staat dat niet, en wanneer de ober de klanten een gerecht suggereert, wordt dat al helemaal vergeten. Om een kat een kat te noemen, of een kip een kip, die klanten worden evenzeer belazerd als zij die fazant bestellen en het met kip moeten doen.

Ergens in de Verenigde Staten loopt een proces tegen, dacht ik, McDonalds (okee, geen referentie). Een klant heeft een veggie-burger besteld en gegeten, maar die heeft op dezelfde plaat gebakken waar ook vlees-burgers lagen. (Heeft hij dat pas ná het eten gemerkt?)
Blijkbaar vindt hij (en vinden sommige vegetariërs) dat ze heel veeleisend mogen zijn (géén vlees, nooit vlees, geen greintje vlees), maar dat niet-vegetariërs dat niet mogen zijn, en beuzelarij moeten aanvaarden. Geldt het begrip “griezel” waarover u schrijft alleen voor vleesliefhebbers, wanneer ze on-vlees te eten krijgen, en niet voor de reactie van vegetariërs voor gerechten waar vlees in verborgen zit?

Beste Fieke, u stelt met teleur: als taalkundige en taalminnaar. Tweemaal.
Eén: U voelt zich “niet bekocht dat er geen studenten worden vermalen tot studentenhaver, en eet niet uit antimilitarisme zo graag soldatenkoeken”. Ach, zalmschotel en kindermenu. Zelfs een niet-taalkundige weet dat het Nederlands veel vrijheid neemt in het bouwen van samengestelde woorden, en wél de dingen maar niét de aard van hun verwantschap vermeldt: een schotel mét zalm en een menu vóór kinderen. We verwachten dus terecht dat er in kipsalade effectief kip, en in garnaalsalade, garnalen zit. Zoniet komen we als klanten niet terug, of geven een seintje aan de wareninspectie.
Twee: Ik had toch gehoopt dat zowel vegetarische koks als vegetarische taalminnaars hun creativiteit zouden tonen in het creëren van nieuwe gerechten én nieuwe woorden ervoor. Het kopiëren van bestaande namen is een zwaktebod. Ooit werd voor het eerst een fiets fiets genoemd.

Tenslotte, wat u me allicht niet kan zeggen, maar een ander wel. Die Haagse kroketten, zijn die lekker? Erg gezond zullen ze niet zijn. Is het wat meer dan Haagse coquetterij? En waarom worden die niet, in een stad als Den Haag, met garnalen bereid?

de vergeten voetganger (2) — Indianen in de stad

Wanneer voetpaden niets meer dan verharde bermen van fietspaden zijn.

De Fransen zeggen het mooi: en file indienne. Je ziet het voor je: mensen lopen netjes achter elkaar, als Indianen in een film of stripverhaal, omdat er geen plaats voor ze is is om naast elkaar te lopen. Indianen doen dat allicht om minder sporen achter te laten, en wandelaars in de natuur omdat de bos-, berg- of veldwegels smal en onzeker zijn. Maar ook van stedelingen te voet wordt vaak Indianen-gedrag verwacht. Dat blijkt althans uit de wijze waarop sommige straten zijn of worden ingericht. De Mechelse steenweg in Antwerpen is een droevig voorbeeld, waarover bijna een boek te schrijven valt, maar ook elders wordt in die richting gewerkt. Wie dacht dat stappers zich de luxe kunnen veroorloven een praatje met elkaar te slaan — verkeersleefbaarheid, weet je wel — komt bedrogen uit.
(klik op het plaatje hieronder als je het schermbreed wil zien)

 

Is het zó moeilijk een correct voetpad aan te leggen?
In Berchem, aan het station, wordt de Boomgaardstraat heraangelegd. Dat is geen makkelijke zaak, want iedereen wil naar en langs dat station: auto’s, vrachtwagens (ook als leveranciers), bussen, fietsers, voetgangers — de trams rijden elders —, en om de Uitbreidingstraat onder de spoorweg te voeren werd eertijds het straatniveau  zo’n anderhalve meter verdiept. Het openbaar domein ligt er op twee, zelfs drie niveaus.
De trajecten voor voetgangers waren al niet makkelijk: de Boomgaardstraat oversteken is immers niet voorzien, en gevaarlijk bovendien, en het achtereenvolgens oversteken van de Uitbreidingstraat, de Posthoflei en de Statiestraat (de gele pijlen op het fotootje linksonder) duurt voor wie goed stapt, en de rode lichten respecteert, 2 minuten en 50 seconden. Je kan je dus beter niet laten verrassen, en lang voor je aan het kruispunt komt goed weten waarheen je wil.
Met de heraanleg van de Boomgaardstraat (en verderop de Stanleystraat) wordt het er niet beter op. Plaats voor auto’s (en vrachtwagens), bussen en fietsen is er genoeg. Behalve vier rijstroken (rechtdoor en telkens linksaf voorsorteren) zijn er niet minder dan drie (de facto zelfs vier) parallelle fietspaden in dat stuk Boomgaardstraat: de fietssnelweg boven langs het spoor, een drie meter breed fietspad beneden naast de berm (na samenvoeging met de fietssnelweg wordt dat vier meter in de Stanleystraat), en aan de overkant (de westkant) een voetpadaanliggend fietspad van nog ‘s anderhalve meter. Ook het voetpad op halve hoogte aan de oostkant blijkt vooral op fietsers gericht; de trap erheen werd trouwens afgeschaft. Voor de voetgangers blijven er, behalve het “balcon-voetpad” langs de gevels aan de westkant, dat naar de Statiestraat leidt, en vooral als café-terras en fietsenstalling dient, slechts halve voetpaden over — uitwijkstroken voor fietsers veeleer. Snippers. In een stationsomgeving nochtans, met een postkantoor, winkels, cafés, kantoren en huizen.
Er is bij het ontwerp aan voetgangers niet gedacht, tenzij als obstakels, als bewegende palen, waarvan de hinder voor de andere, snellere straatgebruikers zoveel mogelijk beperkt moet blijven. Het mag dan ook niet verwonderen dat ze met de echte palen (borden, lichten, kasten…) de zeldzame hun toegewezen ruimte moeten delen.

De manier waarop de voetgangers aan de andere kant van het station van Berchem bejegend worden komt een andere keer aan bod. Daar zijn meer foto’s voor nodig. Ook de Mechelsesteenweg wordt niet vergeten.

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑