Jef Van Staeyen

Categorie: 2021 (Pagina 9 van 12)

er is geen beloofde land aan de overkant

Op de website de lage landen van Ons Erfdeel publiceerde Gie Goris (journalist en oud-hoofdredacteur van MO) een reactie op de recente herrie omtrent Amanda Gormans gedicht “the Hill We Climb”, en met name de vertaalopdracht die initieel aan de schrijfster Marieke Lucas Rijneveld werd toevertrouwd.
Straf toch, denk ik dan, hoe we ruzie kunnen maken over een gedicht dat samenbrengt.
Hij besluit zijn tekst met een antwoord op Amanda Gormans tekst: Het beloofde land is geen schitterende stad op een heuvel, het ligt aan de overkant van de Jordaan.

Ik wacht op de dag dat we elk onze eigen Jordaan oversteken om dan samen zevenmaal rond de versterkte stad te trekken tot het bazuingeschal de muren doet verkruimelen. En laat er geen twijfel over bestaan: wie macht heeft, moet eerst door het water. Er is zoveel behoefte aan samen, de woestijn van de geglobaliseerde wereld is zo bar. En er is echt zo verschrikkelijk veel te doen.

 

Dit is mijn reactie.

Nee, Gie Goris, er is geen beloofde land aan de overkant, net zo min als op de heuvel. Er is geen beloofde land dat we door een sacrament kunnen bereiken, een doop in de rivier, en muziek om muren te doen vallen.
Het beloofde land is hier. Het is wat wij ervan maken. En dat maken houdt nooit op, we zullen altijd bezig zijn. Dat is ons beloofde land.

bedankje

In het metrostation Schijnpoort wacht ik op tram 6. Bestaat er een lelijker station dan dit?
Ik zit op een stoel. Een man komt aarzelend het perron opgestapt. Enkele meters van me vandaan leunt hij tegen een muur. Er zijn nog stoelen vrij, maar omwille van corona staan die te dicht bij elkaar. Ik vraag de man, die misschien wat ouder is dan ik, of hij liever wil zitten.
“Nee”, zegt hij, “ik blijf wel staan.” Waaraan hij even later toevoegt dat “ze” dat tegenwoordig niet meer doen. Een plaats afstaan, versta ik.
De man zegt me dat de wereld en de mensen niet meer zijn als vroeger. Het is nu allemaal minder goed. Ik knik en zeg een zwak “ja”. Niet uit overtuiging, veeleer om aan te geven dat ik gehoord heb dat hij wat zei. Ik heb geen zin in discussie. Laat me gerust.
“Aan ′t station zijn er alleen nog maar donkere mensen”, zegt hij. Of iets van die aard. “Iedereen komt naar hier.” Maar ik antwoord niet meer.
Gelukkig komt tram 6. Ik stap op, hij niet. Allicht wacht hij op tram 3, 2 of 5. Niemand blijft langer dan nodig in station Schijnpoort.
Vanuit de vertrekkende tram kijk ik hem nog ′s na, en aarzel voor een laatste, korte groet. Een klein gebaar voor een mooie dag. De wereld is immers zo slecht nog niet. Misschien begrijpt hij mijn zwijgen. Maar hij kijkt de andere richting uit. Hij kijkt naar zijn tram.
Ik weet niet of ik een volgende keer nog mijn zitplaats aanbied.
Was dat zijn bedankje?

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑