Jef Van Staeyen

Categorie: 2022 (Pagina 8 van 9)

valies

Het huis van vader en moeder hebben we leeggemaakt. Het wordt verkocht. De gekste, onverwachte dingen zaten erin, zoals dertien oude bouw- en verbouwplannen van 1907, 1914 en 1920 voor een pand in de Hochstetterstraat, nu Borzestraat, dat ons totaal onbekend is.  Meer verwacht was een oude, kartonnen valies, waarmee zelfs bompa heeft gereisd. En wij nadien.
Enkele dagen geleden heb ik de oude plannen naar het Felixarchief gebracht. Ik heb ze in de kartonnen valies gestoken, en ben met tram 4 en 7 naar de Tavernierkaai gereden. Op tram 4 zat een Afghaan. Of althans iemand zoals ik me een Afghaan voorstel: een rijzige, slanke, atletische gestalte, een donkerblanke huid, zeer scherpe gelaatstrekken, donkere ogen onder zwarte, zeer zware wenkbrauwen, een kleine, ronde witte gebreide (of gehaakte?) muts boven kort haar, een zware camouflage-jas en (denk ik me te herinneren) zware schoenen. Toen ik aan de Nationale Bank van tram 4 afstapte om tram 7 te nemen, en hij de kartonnen valies met Turkse zelfklever zag (de Hagia Sophia staat erop) wenste hij me een goede reis. In het Nederlands. Zowel hij als ik heeft aan profilering gedaan: etnische profilering door mij voor hem, functionele voor mij door hem. De man is misschien even Afghaan als ik naar Istanboel vertrok.

Aan de balie van het Felixarchief heb ik mijn identiteitsgegevens op papier gezet. De belangstelling voor de oude plannen ontstond pas toen ik ze toonde. Behoudens eventuele intellectuele eigendomsrechten van derden (die er allicht niet meer zijn) worden ze het eigendom van het Felixarchief dat, zo staat vermeld, ook het recht heeft ze aan anderen door te geven of te vernietigen.

Na mijn bezoek aan het Archief ben ik in de mist met mijn oude valies langs de dokken en de Schelde gaan wandelen — het was zo’n ochtend waarop Antwerpen het geluk heeft dat er geen Linkeroever is. Met mijn pet, mijn zware jas en mijn oude valies dacht ik aan de beelden van Van Mieghem die aan die oude dokken langs het water staan. [Het zijn beelden van Carla Kamphuis – Meijer, naar figuren van Eugeen Van Mieghem.]

wanneer de Schelde overloopt

Ik hou van hydrodynamica.
Iedereen heeft het wel meegemaakt, dat als je een kan wat te snel in de gootsteen uitgiet, het water langs de randen van de bak omhoogstroomt, of zelfs op je kleren of handen spat. Dat vinden we heel normaal, maar we beseffen niet dat het gelijkaardige fenomenen zijn, die de grote watermassa’s in zeeën, fjorden en rivieren omhoog doen vloeien.
Hydrodynamica vind ik in het kleine lavabo’tje hier in het toilet (omwille van een conceptiefout vloeit het slechts langzaam leeg: de lucht in de afvoerpijp remt het water, maar wanneer dat hoog genoeg staat, gaat het plots wel), in de Noorse fjorden, en in de getijden op de Schelde, waarbij het water soms “bergopwaarts” van Antwerpen naar Vlissingen vloeit. [Echt waar: wanneer het laag water, volgens een identieke TAW-meting, in Antwerpen soms meer dan 70 cm lager ligt dan aan de monding, in Vlissingen, kan dat niet anders betekenen, dan dat het water “bergop” gelopen is. En ook het hoogwater, hoger dan in Vlissingen of in Melle, bij Gent, is zo’n fenomeen.]

Op 31 januari (2022) had ik de kans, als “recente” Antwerpenaar, een stormvloed op de Schelde te zien. Begrijp storm niet verkeerd: in Antwerpen waaide het heel hard, onstuimig hard — je werd er dronken van, en achteraf doodmoe; fietsers moesten bij wijlen van hun fiets, en ook ik, als voetganger, bleef dan even staan met mijn rug naar de wind — maar de storm, Corrie genaamd, ontketende haar windkracht 9 op zee, en duwde het water vanuit het noordwesten de monding van de Schelde in. Het was géén springtij die dag, en de efemeriden (de stand van maan en zon) voorspelden een hoogtij van 5m48. De stormvoorspellingen maakten daar zo’n 7m00 van, de hoogte van de Blauwe steen. Om 15u06. Uiteindelijk werd, met een merkwaardig afgetopte curve, een hoogwater van 6m94 gemeten. Maar reeds om 14u30 zagen we hoe de Schelde over de Blauwe steen ging.

klik op de foto voor meer plaatjes

kadering van kunst — Van Dyck in het MSK van Gent

beste Museum voor Schone Kunsten,

Eergisteren 3 februari bezocht ik uw prachtige museum in Gent. Er waren geen specifieke tentoonstellingen (of “events”) — en daardoor allicht wat minder bezoekers —, maar dat was een uitstekende gelegenheid om de kracht en de diversiteit van de permanente collectie naar waarde te schatten. De thematische presentatie is bijzonder boeiend. Vooral de zaal met de portretten sprak me aan, maar ook elders waren er verrassende confrontaties, soms over eeuwen en stijlen heen. [Alleen de kleuren van sommige wanden vond ik wat storend om ten volle van de kunstwerken te kunnen genieten.] Er is veel te zien, veel meer dan ik had verwacht. Dus kom ik zeker terug — ook om sommige werken opnieuw te zien. Bravo! en hartelijk dank.

Bij een van de meesterwerken van uw collectie, Jupiter en Antiope van Antoon Van Dyck, las ik volgende tekst:

Vermomd als sater vergrijpt de oppergod Jupiter zich aan de slapende Antiope, in een scene die elke eeuw anders interpreteert. In Van Dycks tijd ziet men geen graten in deze benadering van de vrouw. Het werk symboliseert de kracht van de natuur en brengt ode aan de vruchtbaarheid — hoewel het erotiserende ervan niet ontkend kan worden.

Wanneer het MSK het schilderij in 1900 aankoopt, vinden enkele bestuursleden van het museum het te gewaagd voor de ogen van hun vrouw. Over mannelijke ogen wordt niets gezegd. En vandaag zouden we het beschouwen als toonbeeld van verouderde genderrelaties. Of net als herinnering dat deze misogynie nog steeds bestaat.

Ik vraag me af of u overweegt ook bij andere werken gelijkaardige teksten aan te brengen.
In uw museum zag ik onder meer:

  • een immens schilderij waarop men ziet hoe drie mannen, voor de ogen van de menigte, met grote spijkers aan hoge palen en balken zijn vastgemaakt. Dergelijke scène werd wel vaker afgebeeld, omdat ze zaligmakend werd (of wordt) geacht. Bovendien wordt verteld dat voor een van de drie gemartelde mannen het zijn eigen vader was die het wilde. Gelijkaardige (weliswaar niet identieke) praktijken zijn tot vandaag in sommige landen gebruikelijk, waar mannen of vrouwen voor de ogen van de menigte worden gegeseld, gestenigd, onthoofd. Hangt u weldra een waarschuwend bord waarop het afgebeelde wordt gecontextualiseerd, en de uiteenlopende lezingen, door de eeuwen heen, worden geduid, “als herinnering dat gelijkaardige praktijken nog steeds bestaan”?
  • een wat kleiner werk met een man die vrijwillig honger lijdt. Komt daar een waarschuwing voor de gevaren van anorexia?
  • meerdere schilderijen (of groepen van schilderijen) waarop een gehuwde man en vrouw en hun kinderen worden afgebeeld, de jongetjes netjes bij hun vader, de meisjes bij hun moeder. Soms worden ook de overleden broertjes en zusjes afgebeeld, met hun engelbewaarders, waaruit moet blijken dat ze (in een andere wereld) nog verder leven. Dit lijkt me de plek bij uitstek voor een bord waarop ook andere samenlevingsvormen en andere identiteiten worden vermeld, en hoe die in de loop der eeuwen zijn geëvolueerd. Welke maatschappelijke kansen hadden kinderen en volwassenen die niet in dat ideaalbeeld pasten?

Dit is maar een selectie. Allicht — ik heb er niet op gelet — ziet men op andere schilderijen mensen die voor een hongerloon zware en gevaarlijke arbeid moeten uitvoeren.
Zoals u merkt, er is werk aan de winkel.

En, wat de bestuursleden van 1900 en de ogen van hun vrouwen betreft, het is een bekend fenomeen. In dergelijke commissies en jury’s vindt men vaak zowel deskundigen als niet-deskundigen. De mening van deze laatsten beperkt zich veelal tot “ik houd niet van”, wat ze in aanwezigheid van de deskundigen moeilijk tot uitdrukking kunnen brengen. Dus praten ze over de zogezegde mening van hun vrouw, die in hun ogen zowat de verpersoonlijking van de goegemeente is — de commissie- of jury-leden waren (zijn?) immers al te vaak man. Dan hoort men, naargelang het onderwerp, commentaren als “mijn vrouw houdt niet van platte daken” (een architectuurwedstrijd), of “van geel”, “van klavecimbel”, “van Thomas Bernhard”, etc. [Het kan ook een beetje anders: nog niet zo lang geleden verklaarde een politicus dat hij “iets niet kon uitleggen aan Deborah”.]
Blijkbaar vonden sommige van die bestuursleden van 1900 het zelf jammer dat Jupiter en Antiope van Antoon Van Dyck in de collectie kwam — en vinden sommigen van het MSK dat vandaag nog steeds. Misschien is er een ander (openbaar!) museum ten lande dat het werk graag in langlopend bruikleen heeft.

Met vriendelijke groet,

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑