Jef Van Staeyen

Categorie: Essays (Pagina 7 van 21)

zeven goede redenen, en drie slechte, waarom voetgangers rode lichten negéren

(eerst geplaatst op 9 januari 2021, en vervolledigd op 31 juli 2022)

 

Als instap toch deze waarschuwing: het negéren van verkeerslichten is ook voor voetgangers een verkeersovertreding, en dus strafbaar. Soms is het ook gevaarlijk. De zeven goede redenen hierna zijn dus wel een verklaring, maar geen legitimering van het voetgangersgedrag.
Misschien kan met die zeven redenen wel rekening gehouden worden om in de toekomst voetgangersvriendelijke straten en kruispunten aan te leggen. De huidige houding ten overstaan van voetgangers is nog teveel geïnspireerd door de initiële tekst van het Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer, van 8 november 1968, waarin voetgangers als obstakels voor een vlotte doorstroming van het auto-verkeer werden beschouwd.

vias

Vias, het vroegere Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid schreef, in “Voetgangers — Themadossier Verkeersveiligheid nr. 7” (2019), onder de titel “Oorzaken van verkeersongevallen met voetgangers”, het volgende:

Het gedrag van voetgangers wordt ook gekenmerkt door de hoge frequentie van het bewust niet-naleven van de voorrangsregels aan de oversteekplaatsen, wat vooral de ongevallen in een stadsomgeving betreft (…). Uit waarnemingen in Brussel (…), Parijs (…), Hamburg (…) en de 9 meeste bevolkte steden van België (Diependaele, 2015) is gebleken dat ongeveer 20% van de voetgangers oversteken bij rood licht, wat geen verband lijkt te houden met de percentages van gemotoriseerde voertuigen die door het rood rijden (…). Dit percentage varieert echter gevoelig naargelang de specifieke context. Dit werd in het onderzoek van Diependaele ook aangetoond. Hij concludeerde dat er verschillende kenmerken zijn die leiden tot een toename of afname van roodlichtnegatie bij voetgangers. Uit het onderzoek bleek duidelijk dat wanneer het aantal voertuigen en voetgangers aan een oversteekplaats met verkeerslichten stijgt, de kans op roodlichtnegatie door voetgangers afnam. Omgekeerd betekent dit dat op een locatie met weinig verkeersdrukte de prevalentie met betrekking tot roodlichtnegatie zal toenemen. Ook op een locatie waar de voetganger een tram- of busbaan dient te kruisen wordt de kans op roodlichtnegatie kleiner. Roodlichtnegatie komt tot slot ook minder voor bij oversteekplaatsen waarbij de verkeerslichten uitgerust zijn met auditieve of visuele signalen. Slechte zichtbaarheid van de markeringen en drukknoppen gaan dan weer gepaard met een hogere frequentie van door het rood oversteken bij voetgangers.

Vias stelt zich echter niet de vraag waarom voetgangers zo vaak de rode lichten negéren. Daar zijn nochtans een aantal “goede” en slechte redenen voor, die het verkeersbeleid kunnen inspireren, voor meer veiligheid, comfort en leefbaarheid.

drie slechte redenen

1. zelfoverschatting
Voetgangers zijn niet alleen de meest kwetsbare, ze zijn ook de snelste en de behendigste van alle “weggebruikers” (in feite “straatgebruikers” !) — als we de ouderlingen en de jongste kinderen even buiten beschouwing laten. Geen enkele deelnemer in het verkeer kan vlugger vertrekken of stoppen, versnellen of vertragen, van richting veranderen of rechtsomkeer maken dan een voetganger. En hij neemt weinig plaats. Nog terwijl hij de situatie observeert — waarvoor hij in alle richtingen kan kijken — kan een voetganger beslissen én handelen (of liever: “voetelen”). Dat doet geen andere weggebruiker hem na, voor wie het handelen altijd na het beslissen en het beslissen na het observeren komt. Stelt een voetganger vast dat hij zich vergist, corrigeert hij zich onmiddellijk: hij versnelt, gaat wat opzij, of keert terug. Maar soms overschat hij zich.

2. de nukken van het weer
Samen met de fietsers en veel meer dan de automobilisten zijn de voetgangers onderworpen aan de nukken van het weer. Het is niet aangenaam langer dan nodig buiten te blijven, en te wachten tot het rode licht groen wordt. Komt daar soms bij dat wachtende voetgangers geconfronteerd worden met:
– het opspattende water van de plassen op de rijweg,
– de sneeuw of de smeltende sneeuw die op het voetpad niet of slechts veel later wordt geruimd, of zelfs van de rijweg op het voetpad wordt geduwd.

3. onoplettendheid (praten, bellen, lezen, dromen…), haast (een aankomende tram of bus), onwilligheid (en de wetenschap geen nummerplaat te dragen).

zeven goede redenen

1. meerdere oversteekbewegingen om één straat over te steken
Vaak moeten voetgangers op eenzelfde kruispunt twee of drie (of zelfs meer) oversteekbewegingen maken, die elk afzonderlijk van verkeerslichten zijn voorzien, zelfs al willen zij maar één rijweg oversteken. Automobilisten moeten slechts zeer zelden op één kruispunt meerdere verkeerslichten met achtereenvolgende wachttijden respecteren.
Zelfs op zeer recent aangelegde kruispunten ziet men dat sommige bewegingen ontbreken en de voetgangers verplicht worden lange omwegen met meerdere oversteekbewegingen te maken en meerdere verkeerslichten te trotseren, wat alles samengeteld zeer lange oversteektijden geeft.

(foto kruispunt Berchem station, heraangelegd in 2020)
Door het ontbreken van een zebrapad over de Boomgaardstraat (1), moeten voetgangers (die bv. van de bushalte komen) achtereenvolgens de Uitbreidingstraat (2), de Posthoflei (3) en de Statiestraat (4) oversteken — waarbij drukknoppen moeten worden bediend ! —, hetzij ongeveer 2 minuten voor een afstand van 15 meter. Achteraan is er nog een zebrapad over de Stanleystraat (5).

Bemerk ook de voetgangers voor wie het zeer smalle voetpad niet volstaat (6
).

2. de cycli van de verkeerslichten
Voor voetgangers is de kans dat zij, aan een kruispunt komende, niet moeten wachten en onmiddellijk groen licht hebben, veel lager dan voor automobilisten. De cycli van de verkeerslichten zijn afgesteld om de doorstroming van auto’s te bevorderen, niet om de voetgangers het oversteken te vergemakkelijken.

illustratie: Door op een kruispunt de groene fase voor auto’s in te korten kan de groene fase voor voetgangers worden verlengd.

3. smeekknoppen of pestknoppen
Vaak staan er drukknoppen waarmee de voetgangers bij aankomst eerst groen licht moeten vragen. Ook dit geeft extra wachttijd. Drukknoppen voor automobilisten zijn zéér zeldzaam. Bovendien weten de voetgangers vaak niet of hun groen-licht-vraag wel werd herkend, wat ook voorkomt wanneer ze, om covid-19-veiligheidsredenen, de drukknop liever met de elleboog beroeren.
  (foto Posthoflei aan Berchem station)

4. veiliger bij rood
Er zijn nogal wat kruispunten waar het veiliger is voorzichtig bij rood licht over te steken, dan (even voorzichtig) bij groen, om de eenvoudige reden dat er meer auto’s het zebrapad kruisen wanneer het licht voor de voetgangers op groen staat, dan wanneer het voor hen op rood staat.

5. afdraaiende auto’s,
en fietsen in alle richtingen

Groene verkeerslichten beschermen de voetgangers onvoldoende tegen afdraaiende auto’s, en (in alle richtingen) tegen fietsers die zelf de rode lichten negéren, of die de nieuwe borden B22 en B23 van artikel 76.3 te ruim interpreteren (en zo de voorrang van overstekende voetgangers miskennen). Vooral B23 is een kwalijke creatie, en zou in feite vermeden moeten worden telkens er een oversteekplaats voor voetgangers is.

(aanvulling juli 2022):
De verkeerslichtenregeling “vierkant groen” — die voor voetgangers soms ook “vierkant rood” betekent, wanneer ze een kruispunt diagonaal willen oversteken en daarvoor twee verkeerslichtencycli nodig hebben in plaats van één; en die abusievelijk “conflictvrij” wordt genoemd  — confronteert de bij groen licht overstekende voetgangers met aankomend fietsverkeer, dat niet geneigd is de overstekende voetgangers te respecteren.
De in Antwerpen aangebrachte borden verzwijgen overigens de overstekende voetgangers.
Kortom: hoe meer dwarsend verkeer de voetgangers bij groen licht moeten trotseren, hoe sterker de neiging wordt om bij rood licht over te steken.  Dit bord zegt niet dat er ook voetgangers zijn.

6. (te) weinig plek om te staan
De wachtplek voor voetgangers, op de hoek van een straat of op een vluchtheuvel, is vaak heel klein en oncomfortabel. Ze is onveilig, vlak naast of tussen de voorbijrijdende auto’s, vrachtwagens, bussen en fietsen, of wordt althans door de voetgangers zo ervaren. Terecht of ten onrechte zullen voetgangers oordelen dat het veiliger is om van een moment kalmte te profiteren om door het rood licht over te steken, eerder dan op de onveilige en oncomfortabele plek te blijven staan.(foto’s Luitenant Lippenslaan, Borgerhout; Mercatorstraat, Antwerpen; Mechelsesteenweg, Antwerpen; Binnensingel, Berchem)
     

7. de haltes van het openbaar vervoer
Zo komen we tot het mooie getal zeven: de haltes van het openbaar vervoer liggen vaak verspreid, zodat een overstapbeweging veel rode voetgangerslichten (of clandestiene oversteekbewegingen) vereist.
  (foto August Van de Wielelei, Deurne)

één goede reden om het niet te doen

1. kinderen

denk met en voor voetgangers, en niet langer tegen

De zeven “goede” redenen — die in feite géén goede redenen zijn, omdat het negéren van verkeerslichten ook voor voetgangers een overtreding blijft en soms gevaarlijk is — verwijzen stuk voor stuk naar de manier waarop de voetgangers bij de aanleg van straten en kruispunten, bij de bepaling van verkeerslichtencycli en, tenslotte, in het verkeersreglement (ondanks recente verbeteringen) worden miskend.
[Al mag ook niet voorbij gegaan worden aan het gedrag van sommige verkeersdeelnemers, die ervoor zorgen dat oversteken bij groen onveilig is.]

Dus: (1) verkort de oversteektrajecten, (2) creëer oversteekplaatsen waar ze ontbreken, (3) verwijder alle drukknoppen voor voetgangers (en fietsers), (4) her-teken de cycli van de verkeerslichten, (5) vermijd abusievelijk gebruik van B22 en B23-borden en van zogenaamde “vierkant-groen”-regelingen en (6) maak de straten voetganger- (en fiets-)vriendelijk, zodat er minder auto’s zijn, en ze minder plaats en voorrang eisen.


Lees ook de aanvulling: voetgangersnegatie bij VIAS. (3 februari 2021)

2020, het jaar van de overheid ❧

Een stille revolutie heeft zich voltrokken, maar we hebben het nauwelijks gemerkt: 2020 was het jaar van de overheid.
Of veeleer: van de overheden, in het meervoud — van gemeente, via provincie, regio of staat, tot Europa en zelfs de planeet.
Als er in de tekst hieronder overheid staat, mag je dat in het meervoud lezen.

(klik hier als je liever een pdf-bestand leest)

no such thing as society

Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Westerse landen, elk op zijn manier, een verzorgingsstaat uitgebouwd. Dat betekende dat talrijke oude of nieuwe taken aan de overheid of aan overheidsinstellingen en -bedrijven werden toevertrouwd. Sommige bestonden al langer, waren uit eerdere crises ontstaan, maar toen, na de oorlog, werd dat alles in een breed en coherent kader ingepast: er zijn dingen die we beter samen doen, en daar hebben we de overheid voor. Met democratische controle op wie wat beslist.

Een dikke generatie later, in de jaren tachtig, is de afbraak begonnen. “There is no such thing as society” zei Margaret Thatcher, Brits Prime minister van 1979 tot 1990. Begrijp: er zijn individuen en er zijn bedrijven, en er is een markt. De individuen en de bedrijven zijn spelers op de markt. Er is geen samenleving, en al wat van de overheid verwacht wordt, is een handvol regels bepalen.
“There is no alternative”, zei ze ook.

Tegen dat neo-liberalisme is toen veel verzet gerezen, maar uiteindelijk heeft het de bovenhand gehaald. Behalve bij uiterst links en uiterst rechts vind je het in het gedachtegoed van alle politieke partijen — ook groenen en socialisten willen de markt vooral corrigeren. Het is de doctrine van de Europese Unie, van haar intern beleid en haar afspraken met niet-Europese partners. En las ik niet onlangs dat een grote Antwerpse hogeschool een andere, ook grote Antwerpse hogeschool van oneerlijke concurrentie betichtte, alsof niet de kwaliteit van het onderwijs maar de concurrentie voor hogescholen de maat der dingen was. Het marktdenken zit zo diep dat we het soms niet eens merken.

De idee is dan dat de overheid wel geldstromen organiseert en oriënteert, dat ze een aantal regels bepaalt (en heel soms op de naleving toekijkt), maar slechts de dingen doet waarvoor geen marktspeler te vinden is.

Dus hebben we collectieve, door de overheid onderschreven energiecontracten (of in andere landen openbare energiebedrijven) — waar niemand echt tevreden mee was — vervangen door een veelheid aan marktspelers, met de idee dat het goed is dat elk gezin elk jaar twee of meer avonden spendeert met het vergelijken van prijzen en tarieven (op basis van onvolledige en soms misleidende informatie) of, beter nog — het summum, en zelfs de paradox —, zich bij een groepsaankoop aansluit… zo mogelijk met hulp van een overheid. Alsof een openbaar energiecontract niet zelf een groepsaankoop was. En de beste oplossing niet in een verbetering van zijn werking zat.
Dus… mogen we straks, in dezelfde logica, om een kaartje voor de trein van Antwerpen naar Oostende te kopen, eerst op het web vijf aanbieders van reizen vergelijken.
Dus… heeft op een blauwe maandag  een Belgische minister van Defensie beslist dat het leger zijn weerkundige gegevens niet langer gratis aan de bouwbedrijven geeft, omdat er bedrijfjes zijn die dat tegen betaling doen.
Dus… wordt van de VRT vooral verwacht dat ze de markt niet verstoort.
En dus… verdringen pakjesbedrijven met hun camionnetjes elkaar van de weg, en vragen we ons af hoe we de bestelling van brieven en kranten gaan financieren.

delhaize of zara

In 2020 werd dat anders. In 2020 ergerden we ons aan het zichtbare onvermogen van de overheid om correct uit te voeren… wat we haar tot dan toe gevraagd hadden vooral niet te doen: producten kopen die we nodig hebben, prijzen onderhandelen, diensten organiseren, prioriteiten bepalen…

Plots hadden we mondmaskers nodig, maar ondanks eerdere gezondheidscrises en -adviezen hadden we die nauwelijks in huis — ik had er twee, die ik voor stoffige karweitjes gebruikte. We liepen ook niet meteen naar een Delhaize of Zara (zoals we dat voor andere aankopen doen), in de verwachting dat die zich alvast op de wereldmarkt bevoorraad hadden (wat ze voor andere producten doen). En werkgevers in de zorgsector, tot wier taakomschrijving het behoort voldoende beschermende kleding te voorzien, moesten erkennen dat ook zij geen maskers hadden. Niemand had meer dan enkele maskers, en we keken allemaal naar de overheid, die in België, Frankrijk, Nederland en elders, het nagelaten had een voorraad aan te leggen, of de bestaande zelfs vernietigd had.
Niemand had zich voorbereid, en plots vonden we dat dat de taak van de overheid was.

[Terloops. In 2010 heeft de toenmalige Franse minister van gezondheid, Roselyne Bachelot, bakken kritiek over zich gekregen, in het parlement en in de media, omdat ze grote hoeveelheden maskers, vaccins en antivirale behandelingen had aangekocht, voor een griepuitbraak die uiteindelijk minder dodelijk bleek dan aanvankelijk was gedacht. Tussen 2017 en 2020 werden die maskers bijna allemaal vernietigd — en niet vervangen — omdat ze verouderd waren. Met opnieuw kritiek in het parlement en de media tot gevolg, eenmaal de maskers wel nodig bleken.]
[En, even terloops. Ook voor de energiemarkt (zie hoger) zal gelden, dat als er tekort dreigt op de markt, we wél naar de overheid kijken. Die mag oplossingen zoeken die ons niet teveel kosten, maar wel beschikbaar zijn.]

Even plots… moesten we afstand houden, en sommige dingen echt niet meer doen, maar we verwachtten wel dat de overheid in onze plaats bepaalde wat en hoe en wanneer. En vooral: dat ze toezag dat iedereen zich goed aan die regels hield.
Plots… moest dat allemaal via onderzoek, statistieken en rapporten bijna dagelijks worden gevolgd, en weer keken we naar de overheid om daarvoor in te staan, of uitten kritiek wanneer het niet snel of correct werd gedaan.
Ook verwachtten we van de overheid dat ze plannen uitwerkte om de patiënten over de hospitalen van het land te spreiden, dat ze teststrategieën bepaalde en teststraten inrichtte, dat ze vaccins aankocht, na daarover met de farma onderhandeld te hebben, dat ze vaccinatiestrategieën opstelde en de logistiek ervoor organiseerde. En uiteraard ook dat ze collaterale slachtoffers van de maatregelen (althans deels) vergoedde, en hen steunde om de moeilijke periode beter door te komen.

chef d’orchestre

Zelden hadden we voordien aan de overheid gevraagd dat zij bepaalde hoe we ons ten overstaan van elkaar moeten gedragen — behalve in het verkeer, of wat het roken in openbare gebouwen betreft. In 2020 vonden de meesten van ons dergelijk overheidsingrijpen in ons gedrag wel wenselijk, onder de meervoudige voorwaarde dat de regels redelijk zijn en in verhouding tot het doel,  dat ze op een wetenschappelijke basis en een maatschappelijk draagvlak steunen, en dat hun naleving ook bij anderen — vooral bij anderen — wordt gecontroleerd, zonder excessen weliswaar. [De vraag wordt te weinig gesteld wat diegenen motiveert die de nieuwe regels bewust overtreden, en/of ertegen betogen. Er zijn allicht meerdere, al dan niet terechte antwoorden.]

Zelden hadden we aan de overheid gevraagd dat ze dingen voor ons kocht. [Soms vragen we wel dat ze betaalt wat wij kopen.] Zelfs met kwaliteitsnormen, door de overheid opgelegd, hebben we vaak een moeilijke relatie. [Denk aan de veelvuldige aankopen op internet van spullen waarvan we pertinent weten dat ze onveilig zijn.] Maar in 2020 heeft de overheid miljoenen tests gekocht, en ze in uitvoering van een teststrategie gratis toegediend. Ze kocht ook miljoenen vaccins die ze, vanaf nu, en ook gratis, volgens een vaccinatiestrategie toedient aan zij die dat wensen. Onderwijl was ze chef d’orchestre van allerlei andere aankoop-, distributie- en logistieke processen. Plots deed ze wat in andere tijden bedrijven doen.

Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo’n actieve en ingrijpende overheid heb meegemaakt. De laatste keer dat ze zo actief was, moet na de oorlog zijn geweest, en dat was voor mijn tijd. Dat er daarbij, hier en elders, een en ander fout is gegaan, mag niet verrassen. De overheid was als een voetbalploeg in het E.K., die tot dan enkel met “sjotterkes” had gespeeld. Voeg daarbij dat zowel het Belgisch staatsmodel als de Europese Unie gebaseerd is op overheden die met elkaar in competitie zijn, en het mag een wonder heten dat er een min of meer coherent en efficiënt beleid is gevoerd. [Dat geldt alleszins vandaag, bij de vaccinatie. Want toen begin 2020 naar maskers, beschermende kleding en medische apparatuur werd gezocht, hebben overheden de voorraden wél voor elkaars neus weggekaapt.]

business as usual

Laten we dan even veronderstellen dat we vanaf 1 januari 2021 — business as usual — terugkeren naar het tatcheriaans model. Een model dat we, het zij toegegeven, zelfs in 2019 nog niet hadden bereikt: we waren onderweg.
We zetten  de overheid weer in een hoek, en doen alles zelf. Op de markt vinden we  wat nodig is: ziekteverzekeringen, opnames in het hospitaal, testen en vaccins. En wat de lokale markt niet biedt, staat zeker op internet. Bijvoorbeeld:

Beste vriend [zet hier je naam], kan je me helpen, ik zoek een coronavaccin. ‘k Zit al drie avonden op het net en kom er niet uit. Vaccin J is blijkbaar wel goed, Miep uit Den Helder geeft het vier sterren en een half, maar Dieter uit Hamburg schrijft dat hij er hoofdpijn van kreeg. Bij vaccin P krijg je meteen een reductie op covid-20 tot 25, als dat er ooit komt, en M werkt best met een groepsaankoop. Over de prijzen zal ik zwijgen, je weet immers nooit wat de extra’s zijn. Naargelang waar je woont en het uur van de dag kan je soms korting krijgen. Of ‘miles’. Zelfs peterschap kan voordelig zijn. Jammer genoeg is Black Friday voorbij. Laatst nog dacht ik de oplossing gevonden te hebben, snel, goed en goedkoop, maar toen ik een tweede keer klikte bleek het voor herpes te zijn. En gisteren vertelde mijn neef dat ik er goed aan doe de condities van mijn ziekteverzekering toch nog eens na te lezen, omdat sommige aanbieders er pas vorige week nog aan gesleuteld hebben. Ach, was het maar zo simpel als een telefoonabonnement… 

Zouden er dan toch dingen zijn die we beter samen doen?
Zouden we dan toch nog wat anders dan mededingers in een wedstrijd zijn?

No such thing as society kan je ook anders lezen.

nieuwe wereld — Québec 2007 ❧

 

 

Reizen — is een parabel van het leven.
Argeloos — ontdek je vele dingen.
Eer je ze begrijpt — is alles voorbij.

 

Met deze lijnen, en onder het motto Le Québec, c’est super-fun et méga-cool, begon ik in 2007, na onze reis naar Québec (de provincie) en Montréal, een album nieuwe wereld — over eindigheid en oneindigheid.
Een wat hybride product, met eerst, in 60 pagina’s, zowel een beschrijving van Québec als ons reisverhaal, en nadien, in nog een 40-tal pagina’s, enkele bedenkingen, of essays, waartoe Québec en de reis me inspireerden. Over markt en macht, over mensen en grenzen, en over transatlantische migratie vanuit en via Antwerpen.

Lees verder

de vergeten voetganger — doorwijspagina

De voorbije maanden, van februari tot juni [2020], publiceerde ik op deze website een twintigtal (genummerde) bijdragen over de vergeten voetganger, zowel kort als lang, en onder verscheidene vormen. De corona-crisis heeft die productie zowel versneld als vertraagd: meer tijd om te schrijven, te tekenen en bladspiegels te maken, maar (althans in de eerste weken) minder gelegenheid om buiten te komen. Corona was echter de reden niet van al dat schrijven; die ontstond al in de zomer van vorig jaar, toen ik in Berchem uit het station stapte, en niet op een stationsplein (voor voetgangers), maar op een stationsparking (voor fietsen) botste.

Hier volgt een overzicht en aanwijzer van de meer dan 20 gepubliceerde berichten.
(Al deze documenten zijn voorlopig, en kunnen in de toekomst worden aangepast, aangevuld, etc.)

Lees verder

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑