Er zijn talrijke plaatsen waar ik zeer mooie herinneringen aan heb. Sommige wil ik graag nog eens bezoeken. Andere niet — uit vrees dat het tegenvalt…
En er zijn enkele — zeldzame — plekken die me zwaar hebben teleurgesteld. Ik geef er drie. Ik denk niet dat er nog andere zijn.

Mulhouse, treinen in de duisternis  ★☆☆☆☆

Ik ben een spoorwegfanaat, een ferrovipaat. Zowel van kleine als — vooral — van grote treinen. Toch heb ik tweemaal Luzern bezocht (met vrienden, en met mijn kinderen) zonder naar het befaamde transportmuseum te gaan. Zó fanatiek ben ik dus niet. In het Franse Mulhouse wilde ik dat corrigeren. Reeds lang geleden had mijn Franse familie, die mijn bewondering voor grote machines op sporen kent, me over dat museum gesproken. Een vakantie in de Vogezen en het Zwarte Woud in 2003 was de gelegenheid om met de kinderen naar dat museum te gaan.
In Mulhouse is er echter ook een befaamd automobielmuseum, en ik ben (of was?) democratisch genoeg om de kinderen te laten kiezen. Treinen of auto’s? Het werden auto’s.
Het jaar daarop, in 2004, zaten we weer in de buurt. Dé kans om dan toch het spoorwegmuseum te zien. Op de website zocht ik de locatie en de openingsuren. Ondanks de beperkte bewegwijzering — nog geen GPS — vond ik het museum… en zag dat het in een gigantische bouwwerf herschapen was. Het museum was dicht, maar dat wist de website niet.
Derde keer goede keer. Ik werkte in de grensoverschrijdende samenwerking in Rijsel (Lille), en dat hield in dat ik meermaals per jaar voor conferenties, werkgroepen, uitwisselingsprogramma’s… op andere grenzen zat: Bayonne, Menton, Chamonix, Genève, Straatsburg, Longwy, Kopenhagen, Heerlen, Ratzdorf… of Mulhouse. Eén van die conferenties, in 2006, gaf me de kans, mits een vroeger vertrek (en een iets latere aankomst) uiteindelijk toch nog naar het spoorwegmuseum van Mulhouse te gaan.
Je meet mijn teleurstelling niet! Allicht was dat het resultaat van het renovatieproject dat voordien was uitgevoerd, maar voor de sfeer had men al die prachtige machines… in het halfduister gezet. Ik ging om de treinen te zien, de wielen, de stangen, de klinknagels, bouten en moeren, de ketels en schouwen, de vensters en deuren, de platen, het koper en het schilderwerk… er was amper wat te zien. De treinen hadden ook van karton kunnen zijn.

La Cité du Train in Mulhouse krijgt van mij één ster, omdat er naast de donkere hal waar je de treinen nauwelijks kan zien, ook banale, correct verlichte hallen zijn (of waren?) waar de prachtige locomotieven en wagons gewoon achter elkaar staan gerangeerd.

Melk, de abdij  ★☆☆☆☆

Ik moet nog op de middelbare schoolbanken gezeten hebben, de les geschiedenis allicht. Een foto van de abdij van Melk, op een rots aan de oever van de Donau, sprak me aan. Ooit moest ik die zien.
Een architectuurtrip met een vriend, ergens in de jaren 70 of 80, bood een eerste kans. Stuttgart en Wenen: Melk ligt op de weg. Maar des vriends interesse ging toch veeleer naar moderne, vooroorlogse architectuur, niet naar barok, en de weg was lang.
Járen later, in 1996, bood een reis met de kinderen naar Tjechië, Polen en Slovakije een nieuwe kans. Op de terugweg van Bratislava zijn we in Melk gestopt. Ik droomde van een wandeling door de grote poort, over de mooie pleinen, alles zoals de architect (Jakob Prandtauer) het heeft gewild. Niets daarvan: via een kleine poort mag je binnen, waarna een onduidelijk parcours door gangen, zalen en kamers volgt. De architectuur, de promenade architecturale — om het met een anachronisme te zeggen — krijg je niet te zien.

Het Stift Melk krijgt van mij één ster, want de abdij is mooi, en omdat ik hoop dat het parcours intussen verbeterd is.

Schengen zonder grenzen  ★☆☆☆☆

Je mag het een obsessie noemen, maar toen ik in de grensoverschrijdende samenwerking werkte leek een korte herfstvakantie in Schengen met de kinderen me een goed idee. Luxemburg was culturele hoofdstad van Europa (1995), het was herfst in de bossen, en vanuit een grensstadje als Schengen krijg je drie landen te zien. Het huisje dat ik huurde was niet op bezoekers ingesteld — de eigenaars hadden schrik van leegte, en hadden voor de gezelligheid de schabben, de meubels en de tafels vol stoffige, onnuttige spullen gezet —, het comfort was bedenkelijk — bij een warme douche hoorde een ontploffing in de geiser —, maar vooral, en ik had het moeten weten: Schengen is allicht het minst charmante dorpje van het hele hertogdom. Het is één klomp alcohol- en sigarettenwinkels en benzinestations. Of ik mijn geld voor het huisje heb teruggevraagd en -gekregen, weet ik niet, maar we zijn naar een Waals vakantiedorp nabij Virton gevlucht. Dat kende ik al van het jaar voordien.

Schengen krijgt van mij één ster, omdat het een aangename locatie is voor wie alcoholische dranken, sigaretten of benzine zoekt.