Nee, het is Waterdrinker, Pieter, niet –drager. Maar het water kan wel symbool zijn om de sloten witte wijn en andere alcoholhoudende dranken aan te lengen, die in Poubelle achterovergeslagen worden.
Toch is dat aanlengen niet het juiste beeld. Aandikken zou beter zijn. Met zagemeel — van dik hout zaagt men planken — of met aardappelbloem, waarmee sausen saai en zwaar worden gemaakt.
Pieter Waterdrinker heeft een dik boek geschreven, 544 pagina’s. In feite twee boeken, op een handige, nee meesterlijke wijze tot één groot verhaal gemaakt. Maar hij verstaat, nee misbruikt de kunst om de verhaallijn aan te dikken met in het beste geval filmische beschrijvingen. Bij een bezoek aan een invloed- en schatrijke man in Oekraïne komen de kinderen even in beeld, en krijgen we hun leeftijden en de wijze waarop ze zijn gekleed — een matrozenpak met zwarte lakschoenen voor de jongen van tien en een roze baljurk met witte balletjes en fel rode lakschoentjes voor het meisje van acht, want ze gaan naar het kinderbal bij de Brodski’s, die snoepfabrikanten zijn —, en bij de Parijse pied-à-terre die Wessel Stols, de hoofdpersoon, op dat moment sociaal-democratisch Europarlementslid, in de omgeving van het Musée d’Orsay heeft gekocht, hoort de spotprijs die hij bij de weduwe van een overleden collega van de fractie van de Europese groenen bedongen heeft. In een aanval van francofonie (!) heeft Friedl, zijn vrouw, het appartement helemaal opnieuw ingericht. Lijfelijke kenmerken, vooral van vrouwen, beeldschoon, komen uitgebreid aan bod, maar ook veel anders wordt in karrenvrachten geleverd, tot en met de prijsreductie die de Europarlementsleden in Brussel voor hun zwembeurten genieten. Naast de talrijke, elders opgesomde privileges mocht ook dit niet ontbreken.
Allicht was het boek te dik opdat de uitgever, Nijgh & Van Ditmar, het een corrector zou toevertrouwen. Er staan te veel fouten in, het lijkt wel een krant. Wie Franse termen gebruikt, kijkt best even na hoe ze worden geschreven — of wat ze betekenen: inmobilier, weinig verkeer op de periferie, of de genoemde francofonie — maar ook naar spelling en zinsbouw loopt het soms mis: de Tuileriëen, of Half soezend, als in een baarmoeder, liet Wessels Stols liet zich door de stad rijden. En dan vermijd ik dingen waarvan ik weet dat ze in het Noorden anders worden geschreven en gezegd dan hier in het Zuiden. Soms lijkt het boek me niet alleen slordig uitgegeven, maar ook slordig geschreven. Ik zou een tekstprogramma moet hebben om dat na te gaan. Stukjes tekst die een tweede keer voorkomen, zonder dat het als stijlfiguur is bedoeld — zat het stukje nog in een la, en moest het er zeker in? Of een bos rozen op station Bruxelles-Midi gekocht, wanneer Stols met de auto in één keer van Parijs naar Nederland rijdt.

De dikte van het boek maakt ook dat we, als lezers, herhaaldelijk en pagina’s lang, behoorlijk banale beschouwingen moeten slikken over het leven, de liefde, en seks. Over politiek en over de Europese machine, waarvan de priesters en dienaren, naar het voorbeeld van de communisten in Moscou destijds, doen alsof ze erin geloven om er beter van te profiteren. Geen domme idee, maar wel heel zwaar in de verf gezet. Best handig plaatst Waterdrinker een dubbel scherm tussen de platheid van die ideeën, en hemzelf als auteur. Niet hij, maar een zekere Sander Brons heeft het boek geschreven, op basis van de autobiografische notities van Wessel Stols — of wat daarvan overblijft. Stols is een mislukte romanschrijver, die nooit verder raakte dan de overigens door zijn lezerspubliek zeer gewaardeerde columns in een belangrijke, toonaangevende — lees: progressieve — Nederlandse krant, en Brons, voor een kleinere rol als tegenbeeld, heeft als schrijver enig succes, tot zelfs in het buitenland.

Waterdrinker is niet karig met wat hij schrijft. Ergens las ik een vergelijking met Willem Frederik Hermans — wat Stols ook aanmoedigt, wanneer hij in Parijs aan Hermans denkt: “Als Hermans het kan, dan kan ik het verdomme ook.” Schrijven. De vergelijking kán als je de complexiteit van De donkere kamer of De herinneringen neemt, maar ze is onzin als je aan Hermans’ stijl en precisie denkt. Er staat niets te veel in Hermans’ boeken, die de nauwkeurigheid van een horloge hebben, én Hermans aarzelde niet zijn teksten herhaaldelijk bij te schaven, ook nadat ze waren uitgegeven, gedrukt en verkocht. Waterdrinker schaaft zijn boeken niet, zelfs vóór ze in de winkel liggen. Als Waterdrinker (of Brons?) even accuraat wil schrijven als Hermans, scheurt hij de helft van de pagina’s uit Poubelle. Richting poubelle. Ik wens ze echt niet toe wat met Stols’ schriftjes in Slovjansk gebeurt.