Jef Van Staeyen

Tag: verhalen en zo (Pagina 2 van 12)

het jaar van de eeuw

(terug gevonden: mijn tweetalige wensen voor 1999)

m i m

voor één keer wil ik, aleer het nieuwe jaar
in te stappen, eens extra achterom kijken.
———   naar wat geweest is.

en jullie allemaal danken,
voor al die goeie herinneringen.
———   die ik onzorgvuldig bewaar.

en misschien ook «sorry» zeggen, voor de keren
dat ik onnodig gekwetst heb.
———   en dat allang vergeten ben.

er valt nog heel veel te beleven.
we maken het goed.

veel geluk in negen-en-negentig.
———   het jaar van de eeuw.

cette fois, avant de rentrer
dans la nouvelle année,
je veux avoir une pensée, et la dire
———   pour le temps qui nous échappe.

je vous dis tous «merci»
pour les beaux souvenirs.
———   qu’avec nonchalance je conserve.

et «pardon» pour les blessures inutiles.
———   que j’oublie si vite d’avoir faites.

beaucoup de bonheur nous attend
———   encore et encore.
beaucoup reste à construire,
à goûter, et à s’en réjouir.

bonne chance en nonante-neuf
———   l’année du siècle.

 

Berchemse niemendalletjes

De Groenenhoek — Gitschotellei, Te Boelaar, of Zurenberg zoals je op oude kaarten leest — heb ik onlangs verlaten, maar ik vertel nog graag twee kleine anekdotes. Dingetjes, niemendalletjes, die me een glimlach getoverd hebben. En niet alleen mij.

Voor de eerste anekdote moet je weten dat er voor trams bijzondere verkeers- en voorrangsregels gelden. Niet alleen hebben ze, als spoorvoertuigen, voorrang op al het andere verkeer, maar de regels bepalen ook waar en wanneer welke tram op welke tram voorrang heeft. De eenvoudigste regel — a priori althans — bepaalt dat een tram die een manoeuver uitvoert (een keerlus of een bocht) voorrang moet geven aan een tram die rechtdoor de straat blijft volgen. [A priori, zeg ik, want op het bochtige parcours van lijn 12 heeft die regel al tot misverstanden en aanrijdingen geleid.]
Nabij de halte en de oude stelplaats, nu museum, Groenenhoek, ligt er een keerlus Groenenhoek. In normale omstandigheden is dat de terminus van lijn 11, maar omdat er werken zijn aan de sporen op de Belgiëlei, komen ook de grotere tramstellen van lijn 6 op die keerlus terecht. De Lijn is zo vriendelijk de reizigers toe te laten de lus ook als op- en afstap-halte te gebruiken. Aan de Groenenhoek ligt de laatste halte dus voorbij de formele terminus Berchem Station.
Elke tram die de keerlus oprijdt, en elke tram die de keerlus verlaat, snijdt zowel de rijweg als het fietspad en voetpad. Daar heeft hij voorrang. Hij heeft geen voorrang ten overstaan van de trams die de keerlus niet gebruiken (lijnen 4 en 9), en die in concreto van de Gitschotellei naar Berchem station rijden.

De voorgaande uitleg is langer dan de anekdote, die maar enkele seconden heeft geduurd.
Die dag, een van mijn laatste Berchemse dagen, nam ik tram 6 naar Merksem. Hij had al twee minuten vertraging toen hij de keerlus bereikte, en zodra ik als enige passagier was opgestapt reed hij onmiddellijk weg. Naar het voetpad, het fietspad, de rijweg — waar hij voorrang had. Een jonge vrouw kwam moeizaam aangefietst. Ze keek vertwijfeld naar de tram, die haar de weg ging versperren. Heel even later kwam er, “achter haar”, maar onzichtbaar voor haar, ook een tram, een 4 of een 9, die voorrang had. “Mijn” 6 stopte dus, nog vóór het fietspad, wat de jonge vrouw als een attentie van de wattman begreep — zo’n grote tram die stopt voor mij. Een brede glimlach van blijdschap en dankbaarheid toverde zich op haar gezicht. Het was, ze was heel mooi om zien.
Nadien kwamen nog enkele andere reizigers naar de stilgehouden tram gerend. Ook zij mochten mee. Het vertrek heeft wat langer geduurd, maar iedereen was content.

 

Het tweede niemendalletje is korter.
Op de Gitschotellei werden werken uitgevoerd, een kabel in het trottoir. Een dozijn mannen met gele hesjes. Die dag waren de terrasjes net weer open gegaan, én was het zalig weer. Ik zat op de tram, die van het Eksterlaar kwam, het was omstreeks noen. Prachtig waren ze: al die vrolijke gele hesjes op een terrasje dat pas weer open was.

bedankje

In het metrostation Schijnpoort wacht ik op tram 6. Bestaat er een lelijker station dan dit?
Ik zit op een stoel. Een man komt aarzelend het perron opgestapt. Enkele meters van me vandaan leunt hij tegen een muur. Er zijn nog stoelen vrij, maar omwille van corona staan die te dicht bij elkaar. Ik vraag de man, die misschien wat ouder is dan ik, of hij liever wil zitten.
“Nee”, zegt hij, “ik blijf wel staan.” Waaraan hij even later toevoegt dat “ze” dat tegenwoordig niet meer doen. Een plaats afstaan, versta ik.
De man zegt me dat de wereld en de mensen niet meer zijn als vroeger. Het is nu allemaal minder goed. Ik knik en zeg een zwak “ja”. Niet uit overtuiging, veeleer om aan te geven dat ik gehoord heb dat hij wat zei. Ik heb geen zin in discussie. Laat me gerust.
“Aan ′t station zijn er alleen nog maar donkere mensen”, zegt hij. Of iets van die aard. “Iedereen komt naar hier.” Maar ik antwoord niet meer.
Gelukkig komt tram 6. Ik stap op, hij niet. Allicht wacht hij op tram 3, 2 of 5. Niemand blijft langer dan nodig in station Schijnpoort.
Vanuit de vertrekkende tram kijk ik hem nog ′s na, en aarzel voor een laatste, korte groet. Een klein gebaar voor een mooie dag. De wereld is immers zo slecht nog niet. Misschien begrijpt hij mijn zwijgen. Maar hij kijkt de andere richting uit. Hij kijkt naar zijn tram.
Ik weet niet of ik een volgende keer nog mijn zitplaats aanbied.
Was dat zijn bedankje?

« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 moskenes.be

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑